Gemeenten hebben sinds kort de vrijheid om voor sportaccommodaties, dorpshuizen, en andere instellingen van sociaal belang (een muziekvereniging, goede doelen) het woningtarief in rekening te brengen voor de ozb in plaats van het tarief voor niet-woningen. Dit gaat in per 1 januari 2019. Dit volgt uit een op 15 november 2018 door de Tweede Kamer aangenomen amendement dat artikel 220f van de Gemeentewet wijzigt.
Als eigenaar van een onroerende zaak betaalt u onroerendezaakbelasting (ozb). Voorbeelden van onroerende zaken zijn woningen, winkels, kantoorpanden en garageboxen. Bij bedrijfspanden betaalt ook de gebruiker van het pand onroerendezaakbelasting. Dit is bij woningen niet het geval.
Kijken we naar de tarieven van een willekeurige gemeente dan zien we de volgende tariefstelling: Onroerendezaakbelasting. De belasting wordt bepaald naar een percentage van de vastgestelde WOZ-waarde.
- Eigenaar woning: 0,1535% van de WOZ-waarde
- Eigenaar niet woning: 0,2607% van de WOZ-waarde
- Gebruiker: 0,1702% van de WOZ-waarde
Een dorpshuis dat het pand in eigendom heeft zou dan dus als eigenaar een fors lager tarief gaan betalen. En als dit tevens betekent dat de gebruiker niet meer hoeft te betalen (immers het valt onder de tariefstelling voor woningen) betekent dit voor veel dorpshuizen die hun pand van de gemeente huren, een nog groter voordeel.
Uiteraard is er nog onduidelijkheid over de exacte uitwerking van het amendement. En de gemeente hoeft dit niet te doen, maar mag dit doen. Maar het kan zinvol zijn hierover nu reeds een verzoek bij de gemeente in te dienen.
Hierbij een conceptbrief voor de gemeenteraadsleden en B&W.